Vandaag kwam ik mijn oude leraar Nederlands tegen
We stonden voor de glazen deur van een bakkerij
Hij met een brood in de hand, ik een muntstuk
De andere handen schudden elkaar
En hij informeerde meteen naar mijn vorderingen
In het leven
Ik kromde mijn rug tot een vraagteken
en wierp mijn hoofd
Van mijn romp zodat het onder mijn voeten
Als punt kon dienen
Ik weet niet meer hoe lang hij sprak
Het werd avond en het werd donker
In mijn ooghoeken kwamen vrienden voorbij
Op weg naar tennisvelden en cafés
Zijn laatste woord was nacht
Hij zweeg, opende de broodzak en gaf me de eerste korst
Ik kauwde en ik kauwde
Thuis lag er een wakke zoete brij
Tegen het gehemelte
Sinds heel lang weer een gedicht
graaf!
bart toch
ja nog!